- gaan
- {{gaan}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [zich verplaatsen] go ⇒ move2 [vertrekken, weggaan] go ⇒ leave, 〈informeel〉 be off3 [zich begeven] go4 [+ onbepaalde wijs] [beginnen te] go, be going to5 [in beweging zijn, functioneren] go ⇒ run6 [losraken] come7 [plaatshebben] go ⇒ be, run8 [haalbaar/redelijk zijn] be all right; 〈lukken〉 work9 [begrepen zijn in] go ⇒ fit10 [+ over] [beheren] run ⇒ be in charge (of)11 [+ over] [tot onderwerp hebben] be (about)♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 er gaan allerlei geruchten • there are all kinds of rumours going aroundeen uur gaans • an hour's walk〈sport〉 diep gaan • go deepeen kopie gaat hierbij • a copy is attached/ 〈bijgesloten〉enclosed〈figuurlijk〉 hoe gaat dat liedje ook weer? • how does that song go (again)?hé, waar ga jij naar toe? • where are you going?; 〈achterdochtig〉 where do you think you're going?het gaat niet zo best/slecht met de patiënt • the patient isn't doing so well/so badly〈figuurlijk〉 zijn gedachten over iets laten gaan • give a matter some thought〈figuurlijk〉 zijn oog/blik over iets laten gaan • run one's eye over something2 〈figuurlijk〉 daar gaat je goede naam • that's your reputation gonehoe laat gaat de trein? • what time does the train go?ze zien hem liever gaan dan komen • they're glad to see the back of himik moet (nu) gaan • I must go/be going/off (now)ik ga ervandoor • I'm going/offdie twee gaan uit elkaar • those two are breaking upvan tafel gaan • leave the tableik ga! • I'm going!; 〈informeel〉 I'm off!ga nu maar • off you go now3 〈figuurlijk〉 dat gaat mij te ver • I think that's going too farwe gaan aan tafel! • lunch 〈enz.〉food's ready!aan de kant gaan • move aside〈figuurlijk〉 er gaat niets boven … • nothing beats …zijn gezin gaat bij hem boven alles • his family comes first (with him)zaken gaan voor het meisje • business before pleasure4 hij wil medicijnen gaan doen • he wants to do/study medicinegaan kijken • go and (have a) lookgaan liggen/staan/zitten • lie down, stand up, sit downgaan slapen • go (off) to bedga er maar eens aan staan • it's no picnic, it's not the easiest thing in the worldze gaan trouwen • they're getting marriediets gaan waarderen • come to appreciate somethinggaan wandelen/zwemmen • go for a walk/swim, go walking/swimmingaan het werk gaan • set to work〈ironisch〉 ik ga (me) daar een beetje in de rij staan • I am (definitely) not going to join that queue5 de telefoon gaat • the telephone is ringing6 die stop gaat niet van de fles • the stopper won't come out of the bottle7 de zaken gaan goed • business is going wellals alles goed gaat • if all goes welldat kon toch nooit goed gaan • that was bound to go wronghoe is het gegaan? • how was it? how did it/things go?nou, dat ging zo • well, it was like thisalles gaat naar wens • everything's as it should be8 dat zal niet gaan • it won't work; 〈kan niet〉 I'm afraid that's not onals het even gaat • if at all possibledat gaat zomaar niet • you can't just do thatik heb het al zo vaak geprobeerd, maar het gaat niet • I've tried it so often, but it won't workzo gaat het niet langer • things can't go on like this9 er gaan 24 flesjes in een kratje • a crate holds 24 bottleser gaan 5 volwassenen in • it'll take 5 adultser gaat een liter in die fles • that bottle will take a litreer gaan zes glazen uit een fles • you can get six glasses out of a bottle10 daar ga ik niet over • that's not my responsibilityzij gaat over de typekamer • she's in charge of the typing-pool11 waar gaat die film over? • what's that film about?¶ zich laten gaan • let oneself gozijn verhaal gaat er wel in bij de stakers • his speech went down (well) with the strikerseraan gaan • have had it; 〈persoon ook〉 be (in) for itde verf ging eraf • the paint came off/ 〈langzaam〉wore offdit type gaat eruit • this model's on the way outopzij gaan • give way to, make way for, go to one sidevoor niemand opzij gaan • make way for no man, yield/give way to no one〈zoek raken〉 verloren gaan • get/be lostvreemd gaan • be unfaithfulvrijuit gaan • get offdaar gaan we weer • (t)here we go againin het zwart gekleed gaan • be dressed in blackhet gaat allemaal langs haar heen • it all goes (right) over her headmet iemand gaan • go out with someonewe hebben nog twee uur te gaan • we've got two hours to gozich te buiten gaan aan • overindulge inom kort te gaan • to cut a long story shortII 〈onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn] be ⇒ go2 [geschieden] be ⇒ go, happen3 [+ om] [te doen zijn] be (about)♦voorbeelden:1 het ga je goed • all the besthoe gaat het (met u)? • how are you?, how are things with you?hoe gaat het op het werk? • how's (your) work (going)?, how are things (going) at work?het gaat hem niet slecht • he's not doing badlyhet gaat • it's all right; it's OK2 het is toch nog gauw gegaan • things went pretty fast (after all)je weet hoe dat gaat • you know how it is/things are/it goeszo gaat het nu altijd • it's always like thatzo gaat dat in het leven • that's life3 daar gaat het niet om • that's not the pointdaar gaat het juist om • that's the whole pointhet gaat hem er alleen om dat … • all (that) he's concerned about is that …het gaat erom of … • the point is whether …het gaat om het principe • it's the principle that mattershet gaat om je baan • your job is at stakehet gaat hier om een nieuw type • we're talking about a new type¶ het gaat tussen jullie tweeën • the choice is between you two
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.